Het probleem van de Roemeense straatkinderen begon eigenlijk met de val van Nicolae Ceaușescu in Roemenië. De kindertehuizen gingen open en daar werd het probleem van de kinderen van Roemenië duidelijk. Ceaușescu wilde een groot volk.

Hij stimuleerde de geboorte van kinderen door de ouders te belonen als er kinderen geboren werden. Gezinnen zonder kinderen werden financieel en belastingtechnisch extra belast.

De ouders konden dikwijls niet voor ze zorgen, dus belande veel van die kinderen in grote staats-kindertehuizen, waar de zorg erbarmelijk slecht was. Toen de deuren open gingen, van deze tehuizen, vluchtte heel veel van deze kinderen en belandde op straat. 

Ze zijn letterlijk in de riolen van de stad terecht gekomen, omdat daar ook de buizen van de stadsverwarming doorheen lopen. Deze geven warmte af en daardoor kunnen ze de strenge winters overleven en het geeft een zekere bescherming. In Boekarest bijvoorbeeld leeft de derde generatie straatkinderen, onder de grond, in de riolen. Veel van hen zijn verslaafd!

Later zijn er nog meer kinderen bijgekomen waarvan de ouders niet voor hen konden zorgen of van gezinnen met problemen, weglopers dus, die zijn er nog al wat omdat Roemenië een land is met veel problemen en veel armoede. 

Daar zijn we in 1998 met een werk onder deze kinderen begonnen. Eerst met een werk op straat, onder de rioolkinderen. Daar is een inloophuis uit voortgekomen, Casa Cana, in de buurt van het centraal station.

Later ook in Constanta aan de Zwarte Zee.